‘Ik drink vijf dagen per week na werk een apéro.’ Waarom de wijncultuur in Frankrijk zo diep zit
Een grauwe novemberwoensdag in Parijs, 18.00 uur. Het is 13 graden en het miezert een beetje. Maar het terras van café Chez Prune in het hippe tiende arrondissement zit vol. Onder de rode luifels zitten Parijzenaren omwikkeld met sjaals en in dikke jassen om een apéro te drinken: een drankje (of twee) voor het avondeten.
Op de ronde tafeltjes staan glazen rode wijn, halve liters bier, een paar frisjes. „Ik drink vijf dagen per week na werk een apéro”, zegt Catherine Giraud (43), die als woordvoerder in de filmwereld werkt en met een vriendin op het terras zit. Het is een manier om de werkdag af te sluiten: „Je bent klaar en je hebt zin om de mensen te zien van wie je houdt. Om even te kletsen, te ontspannen. Onder het genot van een glaasje wijn.”
De in Frankrijk heilige apéro is een van de uitingen van de alomtegenwoordigheid van alcohol in het dagelijks leven van de Fransen. De cijfers liegen er niet om: één op de vijf Fransen drinkt meer dan twee glazen alcohol per dag. Op Duitsland na drinkt men in Frankrijk, samen met Spanje, van alle West-Europese landen het meest: volgens de OESO 10,5 liter pure alcohol per persoon per jaar. Dat is fors meer dan het OESO-gemiddelde van 8,5 liter – Nederlanders zitten op 8,1. Wijn is de meest gedronken drank.
De Fransen drinken veel, maar ze dronken nog veel meer. Onder druk van wetenschappelijke bewijzen over de gevaren van alcohol is de consumptie van alcohol sinds de jaren zestig gehalveerd. Die van wijn kelderde zelfs van meer dan 120 liter per persoon per jaar in 1960 naar 40 liter in 2020 – al moet gezegd dat wijn in dezelfde periode wel sterker geworden is: stijgende temperaturen zorgen voor overrijpe druiven en zware wijnen met hoge alcoholpercentages. De laatste jaren zette de afname door: in de afgelopen tien jaar daalde de wijnconsumptie van Fransen met 32 procent. Vooral jongeren kiezen vaker voor andere drankjes: bier en cocktails, of alcoholvrij.
Goedkoper dan cola
Fransen zien de gewoontes per generatie verschillen. „Ik drink dan iedere avond mijn apéro”, zegt Catherine Giraud, „ mijn ouders nemen er twee per dag – zij drinken voor de lunch een glaasje pastis.” Haar vriendin en oud-collega Juliette Saint-Sardos (29), die ook een glas rode wijn voor zich heeft staan, zegt dat zij in principe niet drinkt tijdens werktijd, maar ze heeft een collega van 75 die standaard een fles wijn bestelt bij de lunch. „Ik heb weleens meegedronken, maar toen was ik was de rest van de dag zo bourré dat ik niet meer kon werken.”
De 22-jarige Elisabeth Jullo, die in een galerie werkt, vertelt aan een tafeltje verderop dat haar grootouders iedere dag drinken, en haar ouders „af en toe een goede fles”. Zijzelf kiest soms voor een cola bij de apéro – „maar meestal is wijn goedkoper”.
Beschaving
En zo blijft wijn ook voor de jongste generatie een onderdeel van het dagelijks leven. Hoe dit komt? Wijnkenners wijzen op de lange historie van de drank in Frankrijk. „De Grieken en Romeinen die naar het toenmalige Gallië kwamen, kwamen ‘beschaving’ brengen”, zegt Florence Monferran, historicus en wijnjournalist en -producent uit het Zuid-Franse Vic-la-Gardiole bij Montpellier. „Ze namen hun principes en codes mee, één daarvan was het drinken van wijn bij banketten. Het werd voor de elites – koningen, prinsen maar ook lokale grondbezitters – belangrijk om wijnranken te hebben en wijn te kunnen aanbieden. Daarmee konden ze zich onderscheiden van hun ‘barbaarse’ landgenoten.”
Zo raakte de gewoonte om wijn te drinken steeds verder verspreid. Toen de middeleeuwen aanbraken waren in heel Frankrijk al wijngaarden te vinden. In die tijd dronken de Fransen meer wijn dan ooit, zegt gezondheidshistoricus Didier Nourrisson van de Universiteit Claude-Bernard Lyon 1. „Water was niet te vertrouwen omdat het ziekten met zich mee kon dragen. Tot de twintigste eeuw bleef dat zo.”
President Emmanuel Macron drinkt elke dag wijn, bij de lunch en het diner
Ook kinderen dronken eeuwenlang wijn. Nourrisson: „Vanaf het moment dat zij geen moedermelk meer dronken kregen kinderen een beetje wijn in hun glazen om die te desinfecteren. Vanaf een jaar of zeven dronken ze glazen wijn – vaak wel aangelengd met water.”
Het idee dat wijn goed is voor de gezondheid raakte diep geworteld. Pas in 1956 werd het verboden om in schoolkantines wijn te schenken aan leerlingen onder de veertien jaar. Nog diep in de twintigste eeuw werd wijn beschouwd als medicijn. Monferran: „Dan kreeg je bijvoorbeeld een glas bourgogne voorgeschreven tegen vermoeidheid.” Lang probeerden wetenschappers de helende werking van wijn te bewijzen. In de jaren tachtig kwamen ze met de ‘Franse paradox’. Volgens die inmiddels ontkrachte theorie hebben Fransen ondanks hun vette keuken weinig last van hart- en vaatziekten omdát zij veel rode wijn drinken.
De cultuur rondom wijn drinken en proeven werd in 1936 gecodificeerd: toen werden de eerste appellations vastgelegd, die aanduiden uit welke regio een wijn komt. Dit maakt dat Fransen via wijn een binding voelen met een bepaalde regio, zegt Monferran. „We zien bijvoorbeeld dat jonge mensen en stedelingen zich interesseren in wijn omdat ze terug willen naar hun terroir, de grond waar zij vandaan komen.”
Wijnreclames
Terwijl wijn zich steeds verder in de Franse cultuur nestelde, deden auto’s dat ook. Na een piek in het aantal verkeersdoden in de jaren zeventig ging de Franse regering werk maken van preventie. „Vanaf eind jaren tachtig, begin jaren negentig waren er veel verkeersveiligheidscampagnes”, zegt Cécile Pineau, die onderzoek doet naar alcoholreclames en doceert aan het Parijse Instituut voor Communicatiewetenschappen EFAP. „Tegelijkertijd konden alcholproducenten nog ongeveer alles doen. Een biermerk had een reclame waarin een automobilist onderweg tijdens een pitstop een biertje drinkt – de autosleutel op tafel. Met de tekst: ‘Neem een kleine pauze’.”
Omdat een deel van de ongelukken veroorzaakt werd door dronkenschap én er meer bewijzen kwamen voor de nadelige gezondheidseffecten van alcohol, legde de Franse regering alcoholreclame toch aan banden. Er kwam een strenge wet: de Loi Évin van 1991. „De belangrijkste regel was dat reclames niet meer mochten ‘aanzetten tot drinken’”, zegt Pineau. Na een tijdje werd via jurisprudentie ook expliciet gemaakt dat er geen mensen meer in de reclames mochten zitten. (De oplettende Frankrijk-bezoeker zal de saaie drankreclames zijn opgevallen.)